De Gyalwa Karmapa heeft bijna 1000 jaar geleden de verlichting bereikt. Hij is uniek onder de grote lama’s van Tibet. Karmapa betekent ‘degene die de boeddha-activiteit uitvoert’.
De Karmapa’s belichamen de activiteit van alle boeddha’s en werden al door Boeddha Sakyamuni en de grote leraar Guru Rinpoche voorspeld. Karmapa bracht vele levens door als yogi (verwerkelijker) in India, voordat hij als Karmapa incarneerde. Vanaf het jaar 1110 tot op heden is hij bewust teruggekeerd in opeenvolgende Karmapa-incarnaties, traditioneel herkenbaar als ‘Lama met de Zwarte Kroon’. Hij was de eerste lama van Tibet die erkend werd als bewust wedergeborene.
“Hoewel de 16e Karmapa verscheen en handelde als een mens, was zijn geest volledig open, zonder enige beperking. Hij wist alles in een oogwenk en zonder erover na te denken.”
Jigme Rinpoche
De Karma Kagyu linie van het Tibetaans boeddhisme is een goed voorbeeld van een afstammingslijn. De Karmapa incarneerde voor het eerst in de 12e eeuw en leeft nu in zijn 17e incarnatie. De oorspronkelijke liniehouders van de Karmapa zijn: Shamarpa, Tai Situ, Jamgön Kongtrul en Gyaltsab Rinpoche.
Soms wordt dit de ‘Fluisterende linie’ genoemd, niet omdat de meester de lessen letterlijk in het oor van zijn leerlingen fluisterde, maar vanwege de transmissie op telkens een beperkt aantal leerlingen van groot kaliber.
De Karma Kagyu linie is de yogi-transmissie onder de vier scholen van Tibetaans boeddhisme. Deze linie bevat zowel het oude (Nyingma) als nieuwe (Sarma) onderricht dat Tibet bereikte. Omdat de linie zeer praktijkgericht is, wordt de Kagyu de ‘mondelinge-’ of ‘perfectie-school’ genoemd.
De oorsprong van de Kagyu linie voert terug tot de 9e eeuw; tot de tijd van de volle bloei van het tantrisch-boeddhisme in India. De eerste leraar in deze traditie was Tilopa, de beroemde yogi en Mahasiddha (Ned.: ‘vervolmaakte’). Tilopa ontving de transmissie rechtstreeks van Dorje Chang (Skt.: Vajradhara), de boeddha die de Dharamakaya symboliseert, de ultieme geest. Tilopa gaf op zijn beurt de gefluisterde leringen door aan Naropa die aan het hoofd stond van de Nalanda Universiteit in India.
De eerste Tibetaan die het Mahamudra-onderricht ontving was Marpa ‘de Vertaler’. Hij wordt zo genoemd omdat hij deze leer naar het Tibetaans vertaalde. Marpa bereikte India lopend en vond daar zijn leraar Naropa. Marpa bezat een huis en grond in Tibet, en hier verzamelde hij een aantal studenten om zich heen; de belangrijkste was Milarepa. Vanwege het slechte karma dat Milarepa had verworven met zwarte magie, werd hij door Marpa onderworpen aan jarenlang zwaar werk om zijn negatieve karma te kunnen reinigen. Pas daarna kreeg hij les van Marpa. Milarepa bracht vele jaren mediterend door in grotten, bereikte de verlichting en was een beroemd dichter en yogi. Hij stierf op 80-jarige leeftijd, rond die tijd werd de linie overgedragen op Gampopa die arts was geweest. Gampopa was de eerste monnik van de Kagyu-school en hij organiseerde het monastieke Kagyu-systeem. Hij formuleerde het onderricht ook in praktische teksten zoals het ‘Het juwelen ornament van bevrijding’ dat een overzicht geeft van het geleidelijke pad naar bevrijding.
Vier grote en acht kleine scholen vinden hun oorsprong bij Gampopa’s belangrijkste volgelingen. De grote scholen zijn allemaal gefuseerd in de Karma Kagyu met Karmapa als hoofd. De 1e Karmapa, Düsum Khyenpa, was Gampopa’s meest begaafde leerling. Al vroeg in zijn leven bleek dat hij grote spirituele kracht had. Op zijn 16e ontving hij een Zwarte Kroon van dakini’s en andere boeddha-aspecten die hem kennis van verleden, heden en toekomst gaf. Deze kroon is doorgegeven aan alle volgende Karmapa’s die reïncarnaties zijn, ofwel tulku’s, van Düsum Khyenpa. Alle Karmapa’s hebben onwankelbaar gewerkt aan het verspreiden van Boeddha’s leer en worden erkend als emanaties van de bodhisattva Liefdevolle Ogen (Tib.: Chenrezig, Skt.: Avalokiteshvara).
Karma Kagyu transmissielinie
Tilopa (988 – 1069)
Naropa (1016 – 1100)
Marpa (1012 – 1097)
Milarepa (1052 – 1135)
Gampopa (1079 – 1153)
1e Karmapa Dusum Khyenpa (1110 – 1193)
2e Karmapa Karma Pakshi (1204 – 1283)
3e Karmapa Rangjung Dorje (1284 – 1339)
4e Karmapa Rolpe Dorje (1340 – 1383)
5e Karmapa Deshin Shegpa (1384 – 1415)
6e Karmapa Tongwa Donden (1416 – 1453)
7e Karmapa Chodrag Gyamtso (1454 – 1506)
8e Karmapa Mikyo Dorje (1507 – 1554)
9e Karmapa Wangchug Dorje (1556 – 1603)
10e Karmapa Choying Dorje (1604 – 1674)
11e Karmapa Yeshe Dorje (1676 – 1702)
12e Karmapa Changchub Dorje (1703 – 1732)
13e Karmapa Dudul Dorje (1733 – 1797)
14e Karmapa Thegchog Dorje (1798 – 1868)
15e Karmapa Khakyab Dorje (1871 – 1922)
16e Karmapa Rangjung Rigpe Dorje (1924 – 1981)
17e Karmapa Thaye Dorje (1983 – heden)
Tilopa (988 – 1069)
De Karma Kagyu linie ontstond 200 jaar voor de 1e Karmapa bij de Indiër Tilopa. Hij wordt vaak afgebeeld bovenin de traditionele schilderingen (thangka’s) van Karma Kagyu-toevluchtsbomen en lijkt in ieder opzicht op een asceet. Tilopa was nog maar een jongen toen hij als Brahmaan uit Oost-India de beroemde meester Nagarjuna ontmoette, wiens buitengewoon grote vaardigheden er later toe leidden dat een orakel Tilopa verkoos als heerser van een klein Indiaas koninkrijk. Toen Tilopa een paar jaar later gedesillusioneerd was door wereldse macht, werd hij een monnik van de tantrische tempel van Somapuri in Bengalen. Er wordt gezegd dat op een dag een dakini (een vrouwelijke overdrager van wijsheid) hem in een visioen bezocht en hem haar kennis aanbood als een weg naar verlichting. Tilopa greep deze gelegenheid aan, vroeg haar om onderricht en ontving de initiatie in de Chakrasamvara tantra die voor hem eenvoudig te begrijpen was vanwege zijn grote vaardigheden. Voor twaalf jaar beoefende hij dit onderricht in Somapuri. Alleen toen kloosterlingen zagen dat hij een vrouwelijke partner nam voor de beoefening van verenigingsyoga, werd hij gedwongen de gemeenschap te verlaten.
Tilopa profiteerde hiervan door veel door India te reizen, veel leraren op te zoeken en hun methoden te leren. Hij verdiende zijn brood tijdens deze periode door sesamzaad (Skt.: Til) tot olie te vermalen, wat hem de naam bezorgde waaronder wij hem kennen. Hij kreeg de rechtstreekse Mahamudra-transmissie en ander onderricht van Boeddha Vajradhara (Tib.: Dorje Chang), die zijn basis-lama werd. Hoewel Tilopa ervoor koos om te leven in afgelegen en onherbergzame gebieden, bezorgde zijn beroemdheid als meditatiemeester hem uitmuntende studenten uit wie hij Naropa selecteerde als liniehouder.
Naropa (1016 – 1100)
Naropa, die geboren was als de Bengaalse prins Samantabhadra, rebelleerde al jong tegen zijn koninklijke opvoeding. Op achtjarige leeftijd eiste hij naar Kashmir te mogen gaan om een intellectuele opleiding te volgen bij de beste leraren uit die tijd. Drie jaar later begon hij uiteindelijk aan de studie van logica, natuurkunde, grammatica, retoriek en kunst. Zoals toen gebruikelijk was, hadden zijn ouders ondertussen zijn huwelijk geregeld met Vimaladipi, een Brahmaanse. De ceremonie vond plaats bij zijn terugkeer, maar acht jaar later stond Naropa op de ontbinding ervan. Hij keerde vervolgens resoluut naar Kashmir terug om gewijd te worden tot monnik en verder te studeren.
Op 28-jarige leeftijd trokken zijn interesses hem naar de Nalanda Universiteit, in de buurt van Pullahari, dat beroemd was om zijn boeddhistische filosofen en waarvan hij in de loop der tijd hoofd werd. Op een gegeven moment verscheen een dakini bij hem en zij vertelde hem dat meditatiebeoefening belangrijker was dan filosoferen. Zij zei hem dat hij een zekere Tilopa moest vinden voor instructies. Naropa deed afstand van zijn geloften en trok oostwaarts om zijn leraar te vinden, die vaak samen met hem wordt afgebeeld op thangka’s. Uiteindelijk ontmoette hij Tilopa, maar hij herkende hem niet. Naropa werd aan twaalf loodzware testen onderworpen, waarin hij uiteindelijk volhardde. Tilopa gaf vervolgens ondericht aan Naropa, dat hij leerde beheersen en nam vervolgens zelf leerlingen aan.
Marpa (1012 – 1097)
Twee van de leerlingen van Naropa ontmoetten de Tibetaan Marpa, die naar Nepal was gekomen om de dharma te zoeken. Marpa had als boeddhist al Sanskriet geleerd van de Sakyapa Lama Drogmi, en daarna zijn bezittingen verruild voor goud als voorbereiding op zijn zoektocht. Marpa was zo onder de indruk van Naropa’s leerlingen dat hij besloot om er zelf een te worden. Vele jaren ontving hij Naropa’s onderricht en studeerde hij bij verscheidene beroemde Indiase meesters waaronder Jnanagarbha, Kukuripa en Maitripa.
Nadat hij het ontvangen onderricht had leren beheersen, keerde Marpa terug naar Lhodrag in Zuid-Tibet, waar hij samen met zijn vrouw Dagmema en hun twee zonen leefde. Hij bracht jaren door met het vertalen van boeddhistische geschriften uit het Sanskriet naar het Tibetaans. Omdat hij beroemd was geworden als vertaler trok hij een groep studenten aan, aan wie hij de vruchten van zijn Indiase onderzoek doorgaf. Na nog twee reizen door India, waarvan hij nog meer lessen meebracht, keerde hij terug naar Tibet om te ontdekken dat een student die Milarepa heette naar hem onderweg was.
Milarepa (1052 – 1135)
Milarepa, uit de West-Tibetaanse provincie Gungthang niet ver van Nepal, had een harde kindertijd gehad en een duistere pubertijd. Hij was nog maar zeven jaar oud toen zijn vader stierf en een oom en tante diens bezittingen overnamen. Zijn moeder was verbitterd en stuurde Milarepa erop uit om getraind te worden in zwarte magie, zodat hij wraak kon nemen op diegenen die haar leven hadden vergald. Haar wens werd vervuld; Milarepa bleek vaardig geworden in de zwarte magie en ontketende een ware vernietiging waarbij hij velen doodde. Hij kreeg na verloop van tijd berouw en zocht naar hulp om het slechte karma weg te werken dat hij als wraakzuchtige adolescent vergaard had. Hij ging eerst in de leer bij een Nyingma-leraar, Lama Rongton, die hem er vervolgens op uitstuurde om op Marpa’s terugkeer te wachten, omdat hij zag dat Milarepa een sterkere band met hem had.
Als beloning werd Milarepa jarenlang zwaar getest door zijn meester. Onder zware beproevingen bouwde hij op Marpa’s aanwijzingen een reeks gebouwen, waaronder een toren van negen verdiepingen. Uiteindelijk gaf Marpa hem de volledige transmissie van alles wat hijzelf van Naropa en de Indiase meesters had geleerd. Milarepa bereikte hierdoor de verlichting na vele jaren meditatie. Hij werd beroemd vanwege zijn poëtische liederen en kreeg vele leerlingen. Gampopa werd zijn liniehouder.
Gampopa (1079 – 1153)
Gampopa kwam uit Nyal in Oost-Tibet, hij was de zoon van een arts en werd er zelf ook één. Hij trouwde toen hij begin twintig was en werd vader van twee zonen. Enkele jaren later stierven ze tijdens een epidemie, ondanks zijn vaardigheden als arts. Zijn vrouw werd tegelijkertijd ziek en toen ook zij niet reageerde op zijn behandelingen, smeekte zij hem om niet te hertrouwen wanneer zij zou sterven en om monnik te worden. Je kunt bedenkingen hebben bij haar motieven maar desondanks werd hij op 26-jarige leeftijd een novice in de Kadampa-traditie. Hij zette zich volledig in, werkte met vele meesters en bereikte een hoge mate van vaardigheid.
Op 32-jarige leeftijd hoorde hij verhalen over Milarepa. Hij begon vervolgens aan een zware zoektocht om Milarepa te vinden, omdat hij voelde dat dit zijn ware leraar moest zijn. Milarepa vertrouwde Gampopa, die een begenadigd schrijver was, als enige leerling de gehele Kagyu-transmissie toe. Daarna ging Gampopa in retraite in Dhagpo, in Zuidoost-Tibet. Hier stichtte hij het Daglha Gampo-klooster, waar hij vele leerlingen aantrok. Vier van hen zouden de vier ‘grote’ Kagyu-takken stichten. Acht ‘kleinere’ takken zouden later volgen. Een van de vier leerlingen, Düsum Khyenpa, was zowel de volgende Kagyu-liniehouder als de 1e Karmapa.
Rechungpa (1084 – 1161)
Een andere student van Milarepa, de yogi Rechungpa, bracht verschillende belangrijke transmissies in de Karma Kagyu linie en was, samen met Gampopa, een leraar van Düsum Khyenpa (1110-1193). Toen hij Düsum Khyenpa ontmoette, zei Gampopa tegen zijn studenten: “Hij doet alsof hij een leerling van mij is om mijn linie in stand te houden voor toekomstige levende wezens, maar in werkelijkheid heeft hij al het doel van het pad bereikt.”
1e Karmapa Düsum Khyenpa (1110 – 1193)
Düsum Khyenpa werd geboren als zoon van een praktiserend boeddhist in Ratay in Oost-Tibet. Hij ontving zijn eerst dharma-onderricht van zijn vader waarna hij zijn opleiding voortzette bij andere boeddhistische leraren uit die regio. Op zijn twaalfde verhuisde hij naar Centraal-Tibet alwaar hij de volgende twaalf jaar doorbracht met meditatie en studie bij beroemde geleerden, zoals Kyabpa Chökyi Senge en Patsab Lotsawa Nyima Trag.
Toen hij 30 was, kreeg hij Kagyu-lessen van Gampopa. Hij werd nauwer verbonden met de linie door onderricht dat hij ontving van Rechungpa en van andere studenten van Milarepa. Door de diepgang van zijn beoefening ontwikkelde hij siddhi’s (vaardigheden) die hem in staat stelden de heilige plaatsen van de Diamantweg in India te bezoeken. Op een van deze plaatsen, Udhiyana, deelden dakini’s hun wijsheidsonderricht met hem.
Op 44-jarige leeftijd verliet hij Centraal-Tibet om terug te keren naar zijn geboorteregio. Tot zijn dood, 39 jaar later, bracht hij daar zijn tijd door, vestigde drie bloeiende kloosters en trainde zijn leerlingen volgens de Kagyu-leer. Hij koos Drogon Rechen als volgende liniehouder.
2e Karmapa Karma Pakshi (1204 – 1283)
De 2e Karmapa, Karma Pakshi, kwam uit Chilay Tsakto in Oost-Tibet. Het was een soort wonderkind; op 6-jarige leeftijd had hij zichzelf schrijven en lezen geleerd. Op 10-jarige leeftijd gaf hij blijk van een fotografisch geheugen voor teksten. Onderweg naar Centraal-Tibet voor verder onderricht, ontmoette hij Pomdragpa Sönam Dorje. Vanwege een visioen over Düsum Khyenpa wist Pomdragpa dat dit bijzondere kind de volgende liniehouder zou worden. Karma Pakshi bleef bij Pomdragpa en ontving de Kagyu-transmissie. Hij werd beroemd om zijn krachten en had studenten in Tibet, China en Mongolië.
3e Karmapa Rangjung Dorje (1284 – 1339)
De 3e Karmapa, Rangjung Dorje, werd geboren in Dingri Langkor. Hij verblufte de aanwezigen door onmiddellijk rechtop te gaan zitten en zichzelf als Karmapa bekend te maken. Drie jaar later hernieuwde hij zijn beweringen en maakte bovendien een Zwarte Kroon voor zichzelf. Nog twee jaar zouden voorbijgaan voordat hij Drubtop Urgyenpa ontmoette die hem herkende als de reïncarnatie van Karma Pakshi. Drubtop Urgyenpa gaf hem de echte Zwarte Kroon, alle bezittingen van de 2e Karmapa en – niet in het minst – de volledige Kagyu-transmissie.
Rangjung Dorje was hiermee nog niet verzadigd en selecteerde meesters van alle boeddhistische tradities van zijn tijd en studeerde onder meer bij Trophu Kunden Sherab en Nyenre Gendun Bum. Hij werd zeer beroemd en trok veel studenten aan. Praktisch als hij was, bouwde hij bruggen en meditatiecentra en was zodoende zijn landgenoten behulpzaam bij het dagelijks leven en het spirituele leven. Hij schreef vele teksten en commentaren, en bewaarde daarmee zijn onderricht voor het nageslacht. Tegenwoordig gebruiken we nog steeds een groot deel van zijn werk.
Zijn twee belangrijkste leerlingen waren Gyalwa Yungton Dorje Pal, de volgende liniehouder, en Khaydrup Dragpa Senge, de 1e Shamarpa. De Shamarpa-linie is de tweede incarnatielijn in de Tibetaanse geschiedenis (de Karmapa’s zijn de eerste) en begon toen Rangjung Dorje een robijnrode kroon gaf aan Khaydrup Dragpa Senge samen met de titel Shamarpa (Houder van de Rode Kroon). De Rode Kroon is een exacte replica van de Zwarte Kroon van de Karmapa’s en geeft uitdrukking aan de nauwe band tussen beiden. De kronen zijn symbolen van activiteiten voor het welzijn van alle wezens. De Shamarpa is ook bekend als een emanatie van Amithaba, de Boeddha van Grenzeloos Licht.
4e Karmapa Rolpe Dorje (1340 – 1383)
De 4e Karmapa, Rolpe Dorje, werd geboren in de provincie Kongpo in Centraal-Tibet. Hij imiteerde zijn vorige incarnatie door meteen rechtop te gaan zitten. Dit keer koos hij ervoor om daarbij hardop de mantra van Chenrezig te reciteren, ‘OM MANI PEME HOENG HRIH’.
Hij was net twaalf toen hij op een reis naar Centraal-Tibet de liniehouder Gyalwa Yungtön Dorje Pal ontmoette. Hij overtuigde de oude man van zijn authenticiteit als Karmapa-incarnatie door veel anekdotes te vertellen over zijn vorige leven als de 3e Karmapa. Daarna vroeg hij Gyalwa Yungtön Dorje Pal om hem de transmissie te geven van het Kagyu-onderricht. Hierna reisde Rolpe Dorje uitgebreid door Tibet en China. Hij gaf hij veel les en nam nieuwe leerlingen aan. De belangrijkste van hen was de 2e Shamarpa die de volgende liniehouder werd.
5e Karmapa Deshin Shegpa (1384 – 1415)
Deshin Shegpa werd geboren in de Nyang Dam regio in Zuid-Tibet. Ook hij ging onmiddellijk zitten, veegde zijn gezicht af en zei: ‘Ik ben de Karmapa – OM MANI PEME HOENG HRIH’. Rinchen Pal, de secretaris van de 3e Karmapa die de 4e Karmapa-incarnatie identificeerde en daarna zijn secretaris werd, herkende ook dit kind als Karmapa en diende hem vervolgens voor de derde keer als secretaris.
Deshin Shegpa werd naar Tsawa Phu in Kongpo gebracht waar een groot aantal van de leerlingen van de 4e Karmapa leefde. Shamar Kacho Wangpo herkende het kind onmiddellijk als de incarnatie van Rolpe Dorje en schonk hem de Zwarte Kroon en andere bezittingen van de 4e Karmapa. Vervolgens gaf hij de Karmapa de volledige transmissie van Kagyu-onderricht.
De 5e Karmapa werd een beroemd reiziger en gaf les in Tibet, Mongolië en China waar hij werd uitgenodigd door de Keizer, Tai Ming Chen, die zijn leerling werd. Toen hij enige jaren later naar Tibet terugkeerde, bouwde Karmapa veel schrijnen en stupa’s en ging door met onderwijzen en inwijdingen geven. Hij vond de volgende Shamar-incarnatie, Chöpal Yeshe, regelde zijn inwijding en gaf hem de Kagyu-transmissie. De volgende liniehouder werd echter zijn student Ratnabhadra.
6e Karmapa Tongwa Donden (1416 – 1453)
De geboorte van de 6e Karmapa Tongwa Dönden in Ngomto Shakyam in de buurt van Karma Gön in Oost-Tibet ging gepaard met veel gelukbrengende tekens. Een maand daarna toen hij door zijn moeder op een bedeltocht gedragen werd, werd hij erg opgewonden toen hun pad dat van Ngompa Chadral kruiste, een student van de 5e Karmapa. Ngompa Chadral vroeg naar de identiteit van het kind, dat teruglachte en antwoordde: ‘Ik ben de Karmapa’. Ngompa Chadral zorgde zeven maanden voor de baby voordat hij hem meenam naar Karma Gön, één van Karmapa’s grootste kloosters in Tibet. Hoe jong hij ook was, Tongwa Dönden begon onmiddellijk met lesgeven. Op 3-jarige leeftijd ontmoette hij Ratnabhadra en ontving de volledige Kagyu-transmissie. Op 6-jarige leeftijd creëerde hij diverse tantrische rituelen.
In deze periode kwam de 3e Shamarpa, Chopal Yeshe, naar Karma Gön om de Karmapa te kronen en om hem verder op te leiden. Karmapa was negen jaar toen hij in de kloosterorde werd gewijd door Khenchen Sönam Zangpo in het klooster van Wolkar Tashi Tang. Tongwa Dönden bracht zijn leven door met lesgeven en het bouwen van kloosters en schrijnen in heel Tibet. Bengal Jampal Zangpo en de 1e Gyaltsab, Goshir Paljor Döndrup, waren zijn twee belangrijkste leerlingen en werden zijn liniehouders. Zij zouden de belangrijkste leraren worden van de 7e Karmapa, Chödrag Gyamtso.
7e Karmapa Chodrag Gyamtso (1454 – 1506)
De 7e Karmapa, Chödrag Gyamtso, kwam uit Kyilha in Noord-Tibet. Volgens de overlevering veegde hij onmiddellijk na zijn geboorte zij gezicht af en zei: ‘AH’, de lettergreep uit het Sanskriet die de absolute natuur van de werkelijkheid symboliseert.
Het nabijgelegen klooster Nyewo Ngarteng werd geleid door een zekere Chö Paljor, een student van de 6e Karmapa, die gedroomd had dat zijn leraar opnieuw was geboren in Kyilha. Hij zocht en vond het kind toen het een week oud was. De baby herkende de bezittingen van de 6e Karmapa onmiddellijk en plaatste zijn handen als teken van zegen op Chö Paljors hoofd.
Zeven weken later werd Chödrag Gyamtso naar Arik Thang gebracht waar Tongwa Dönden had lesgegeven. Hier stond een grote troon gemaakt van tegels. Chödrag Gyamtso zegende de tienduizenden die waren gekomen om hem welkom te heten. Op vierjarige leeftijd ontving hij een reeks inwijdingen van Goshir Paljor Döndrup, en op 8-jarige leeftijd ontving hij in Karma Gön de Kagyu-leer van Bengar Jampal Zangpo en Goshir Paljor Döndrup.
8e Karmapa Mikyo Dorje (1507 – 1554)
Bij zijn geboorte in de provincie Nagam Chu in Oost-Tibet ging de 8e Karmapa Mikyö Dorje zitten en zei: ‘Ik ben de Karmapa! Ik ben de Karmapa!’ Zijn vader raadpleegde Situ Tashi Namgyal over zijn opmerkelijke zoon. Deze vertelde hem dat het kind waarschijnlijk de Karmapa-reïncarnatie was. Bijna tegelijkertijd maakte een gezin in Centraal-Tibet bekend dat hun zoon de Karmapa zou zijn.
Gyaltsab Tashi Namgyal werd verzocht om te waken over dit tweede kind. Ondertussen was het eerste kind naar Lho Rong gebracht in de provincie Riwo Che, waar een aantal van de leerlingen van de 7e Karmapa zich hadden verzameld. Zij waren ervan overtuigd dat dit de reïncarnatie van hun leraar was. Aldus begon een testperiode, omdat beide fracties volhardden in het aanhangen van hun eigen kandidaat. Uiteindelijk liet Gyaltsab de twee kinderen elkaar ontmoetten en testen. Overeenkomstig de traditie werd elk van hen gevraagd de bezittingen van de vorige Karmapa te kiezen uit een willekeurig assortiment van voorwerpen.
Mikyö Dorje bleek de juiste voorwerpen te kiezen, zijn rivaal deed dat niet. Dus werd Mikyö Dorje tot Karmapa uitgeroepen. Hij verkondigde onmiddellijk dat zijn rivaal in werkelijkheid de reïncarnatie was van Zurmang Chungtsang van het Zurmang-klooster in Oost-Tibet.
Mikyö Dorje ontving de volledige Kagyu-leringen van Tashi Paljor en rondde zijn studie bij een reeks gevestigde meesters af. Hij schreef vervolgens veel verhandelingen en stichtte diverse monastieke colleges. Hij wees de 5e Shamarpa, Könchog Yenlag, als liniehouder aan. Eerder had hij hem geïdentificeerd en de Kagyu-transmissie op hem overgedragen, waarbij hij verklaarde dat de Karmapa- en Shamarpa-incarnaties onscheidbaar en van dezelfde geestesstroom zijn.
9e Karmapa Wangchug Dorje (1556 – 1603)
De 9e Karmapa, Wangchuk Dorje, werd geboren in regio Treshöd in Oost-Tibet. Ook hij ging bij zijn geboorte zitten en zei: ‘Ik ben de Karmapa!’ Het mag geen verbazing wekken dat dit een hoop gesprekstof opleverde. Uiteindelijk bereikte het ook de oren van Kyamo Nangso Chokyung Tashi, een student van Mikyö Dorje, die hem had verteld dat hij hem nogmaals zou dienen bij zijn volgende Karmapa-incarnatie.
Kyamo Nangso Chokyung Tashi bezocht het kind en nam hem vervolgens mee naar het klooster Kyamo Lhundrub Tse. Uiteindelijk hoorden Shamar Könchog Yenlag en Situ Chökyi Gocha van dit bijzondere kind en zij stelden vast dat het inderdaad de Karmapa was. Situ nam de verantwoordelijkheid op zich om het kind te gaan bezoeken en het de lang-leven-inwijding te geven van Amitayus, de Boeddha van Grenzeloos Leven. Kort daarna ontmoette Shamarpa de nieuwe Karmapa in Lhundrub Tse en gaf hem de toevluchtsgeloften.
Toen Wangchuk Dorje eenmaal de complete Kagyu-transmissie had ontvangen, begon hij door Tibet te reizen en les te geven. Hij handelde regelmatig als bemiddelaar in lokale geschillen en ondernam stappen om de levensomstandigheden van veel mensen te verbeteren. Als een gevolg daarvan werd hij gezien als wereldlijk leider van Tibet en als een groot religieus leider.
10e Karmapa Choying Dorje (1604 – 1674)
De 10e Karmapa, Chöying Dorje, werd geboren in Khyatri Tang in de provincie Golok, in het uiterste noordoosten van Tibet. Hij werd herkend als Karmapa en getroond door de 6e Shamarpa, Chökyi Wangchuk, die hem ook de volledige Kagyu-transmissie gaf.
De 10e Karmapa reisde door heel Tibet, gaf les en deed zijn best voor de welvaart van de bevolking, totdat er moeilijkheden ontstonden. Ngawang Lozang Gyamtso, de 5e Dalai Lama, was de officiële heerser van Tibet geworden en hij ging een pact aan met de Mongoolse heerser Goshir Khan. Hier vloeiende een sektarische vervolging uit voort die de Kagyu linie in Tibet ernstig verzwakte. Dit plaatste de Karmapa in zo’n moeilijke positie dat hij genoodzaakt werd het land te verlaten. Chöying Dorje maakte van de nood een deugd door via Nepal en Birma naar Yunnan in China te reizen en langs deze route kloosters te stichten.
Het duurde 20 jaar voordat hij weer naar Tibet kon gaan. Hij herkende er de 7e Shamarpa, Yeshe Nyingpo, en koos hem tot liniehouder.
11e Karmapa Yeshe Dorje (1676 – 1702)
De 11e Karmapa, Yeshe Dorje, werd geboren in Maysho in Oost-Tibet. Nadat hij door Shamarpa Yeshe Nyingpo was herkend, werd hij naar het klooster Yangchen in Centraal-Tibet gebracht. In het klooster Tsurphu, één van de drie belangrijkste zetels van de Karmapa in Tibet, werd hij vervolgens gekroond.
Hij ontving niet alleen van Shamarpa de Kagyu-leer, maar van Yöngay Mingyur Dorje en Taksham Nuden Dorje ook delen van het Terchö-onderricht, dat oorspronkelijk bij Padmasambhava, de grote Indiase meester, vandaan kwam. Hiermee werd een profetie van Padmasambhava vervuld, vastgelegd in geschriften, dat de 11e Karmapa bepaalde Terchö-transmissies zou houden.
Yeshe Dorje lokaliseerde en herkende de 8e Shamarpa, Paichen Chokyi Döndrub, die zijn naaste leerling en de volgende liniehouder werd.
12e Karmapa Changchub Dorje (1703 – 1732)
De 12e Karmapa, Changchub Dorje werd geboren in Chile Chakhor in de provincie Derge in Oost-Tibet. Shamarpa hoorde van de handelingen van een opmerkelijk kind en stuurde een aantal medewerkers erop uit om het te onderzoeken.
Zij brachten het kind naar Karma Gön, waar hij Shamarpa Paichen Chökyi Döndrub ontmoette. De twee zouden de rest van hun leven samen doorbrengen met reizen en les geven in Nepal, Sikkim, Bhutan, India en China. Zij stierven een dag na elkaar. Beiden gaven de Kagyu-transmissie aan de 8e Tai Situ en benoemden hem tot liniehouder.
13e Karmapa Dudul Dorje (1733 – 1797)
De 13e Karmapa, Dudul Dorje, werd geboren in Champa Drongsar in Zuid-Tibet. Toen hij eenmaal was gelokaliseerd door Tai Situ, werd hij op 5-jarige leeftijd naar Tsurphu gebracht. In een verdere escalatie van de sektarische politiek stelde de toenmalige heerser van Tibet, de 7e Dalai Lama, Kalzang Gyatso, samen met zijn premier, Sönam Topgyal, een regel in die bepaalde dat alle overheidsbeambten tot de Gelug School moesten behoren.
Dit betekende ineens dat de goedkeuring van de Dalai Lama voor de nieuwe Karmapa-incarnatie vereist was. Uiteindelijk werden zowel de 13e Karmapa als de 9e Shamarpa, Geway Jungné, gekroond. De Karmapa ontving de volledige leer van Tai Situ maar de Shamarpa leefde slechts acht jaar, wat tot weer een andere controverse leidde. Karmapa Dudul Dorje en Tai Situ, geholpen door Kato Rigdzin Tewang Norbu, herkenden de reïncarnatie van Shamarpa in een jongere broer van de 14e Panchen Lama, Palden Yeshe.
De 7e Gyaltsab Rinpoche (1699 – 1765) had al een zoon van de rijke Ger Namséling-familie geïnstalleerd als reïncarnatie; met de toestemming van Shamarpa’s monniken uit het klooster Yangpachen, zijn belangrijkste zetel in Tiet. Het dispuut bereikte uiteindelijk de gerechtshoven waar werd besloten dat de Karmapa de ware incarnatie had gevonden.
14e Karmapa Thegchog Dorje (1798 – 1868)
De 14e Karmapa, Thegchog Dorje, werd geboren in het dorp Danan in de regio Do Kham in Oost-Tibet. Hij werd geïdentificeerd door Drukchen Kunzig Chökyi Nangwa, deze bezat een brief van de 13e Karmapa met de details over zijn volgende reïncarnatie.
Thegchog Dorje werd ingewijd door Pema Nyinche Wangpo en Drukchen Kunzig Chökyi Nangwa, die beiden doorgingen met het overdragen van de complete Kagyu-transmissie aan de Karmapa. Thegchog Dorje gaf overal in Tibet les.
Hij identificeerde de 10e Tai Situ, Pema Kunzagn, maar het was Jamgön Lodrö Thaye die de volgende liniehouder werd.
15e Karmapa Khakyab Dorje (1871 – 1922)
De 15e Karmapa, Khakyab Dorje, reciteerde de mantra van Chenrezig bij zijn geboorte in het dorp Sheikor in de provincie Tsang in Centraal-Tibet. Vijf jaar later was hij in staat om geschriften te lezen. Hij was erkend en getroond door de 9e Kyabgön Drukchen en ontving de Kagyu-leringen van Jamgön Kongtrul Lodrö Thaye. Khenchen Tashi Öser en andere meester voltooiden zijn onderricht.
Hij ging door met lesgeven en het geven van initiaties in Tibet en waarborgde veel zeldzame teksten door ze te laten herdrukken. In tegenstelling tot de vorige Karmapa’s trouwde Khakyab Dorje. Hij werd vader van drie zonen, waaronder de 2e Jamgön Kongtrul en de 12e Shamarpa, Jamyang Rinpoche.
Onder zijn naaste studenten waren Situ Pema Wangchok Gyalpo (die Karmapa zelf had herkend als de Tai Situpa reïncarnatie), Jamgön Palden Khyentse Öser, en Beru Khyentse Lodrö Mizé Jampa’i Gocha.
16e Karmapa Rangjung Rigpe Dorje (1924 – 1981)
De 16e Karmapa, Rangjung Rigpe Dorje, werd geboren in Denkhod in de provincie Derge in Oost-Tibet. Jampal Tsultrim, de persoonlijke bediende van de 15e Karmapa had een brief van zijn meester gekregen waarin de omstandigheden van zijn nieuwe incarnatie werden beschreven.
Jampal Tsultrim overhandigde deze brief aan de autoriteiten van het klooster Tsurphu, die een zoekteam op pad stuurden – nadat Beru Khyentse, Situpa en Jamgön Kongtrul bepaalde punten hadden verduidelijkt – dat erin slaagde het kind te lokaliseren. Het werd naar het klooster Palpung gebracht waar Tai Situ Pema Wangchok hem ordineerde en de Bodhisattva-belofte en veel leringen gaf.
Bovendien leerde Beru Khyentse Lodrö Mizat Pampa’ Gocha hem de Tantra, leerde Bo Kangkar Rinpoche hem de Sutra’s en leerde Jamgön Palden Khyentse Öser hem Mahamudra en de Zes Yoga’s van Naropa. Hij zou Situ Pema Wangchok en Jamgön Palden Khyentse Öser als zijn belangrijkste leraren gaan beschouwen.
17e Karmapa Thaye Dorje (1983 – heden)
De 17e Gyalwa Karmapa Trinley Thaye Dorje werd geboren in Tibet op 6 mei 1983. Hij was de eerste zoon van de 3e Mipam Rinpoche, een gerespecteerd Nyingma Lama, en van de dochter van een nobele familie die afstamt van koning Gesar van Ling. Toen hij anderhalf jaar oud was begon hij mensen om hem heen te vertellen dat hij de Karmapa was.
In de winter van 1994, nadat hij herkend was door Z.H. Kunzig Shamar Rinpoche, konden hij en zijn familie uit zijn geboorteland Tibet ontsnappen om via Nepal in India terecht te komen. De jonge Karmapa, hij was toen 10 jaar oud, kwam in maart van hetzelfde jaar aan in New Delhi en waar, gedurende een welkomstceremonie door de 14e Shamarpa, hij formeel werd erkend en bekrachtigd als de 17e Gyalwa Karmapa. De 17e Karmapa kreeg de naam Trinley (Boeddha activiteit) Thaye (grenzeloos) Dorje (onveranderlijk).
In 1997 werd de Karmapa Trinley Thaye Dorje officieel uitgenodigd naar Bhutan voor de crematie van de kort daarvoor overleden Topga Rinpoche. Hij werd er met groot eerbetoon ontvangen. De drie uur durende tocht van de Bhutanese grens naar de hoofdstad Thimpu duurde ditmaal zeven uur doordat duizenden dolenthousiaste mensen hem langs de weg begroetten. Op 17 oktober kwamen drieduizend mensen voor zijn zegen langs en de voltallige koninklijke familie, inclusief de koning en zijn vier koninginnen, ontvingen hem als de 17e Gyalwa Karmapa.
In oktober 1999 deed Karmapa zijn eerste internationale tour en gaf inwijdingen aan duizenden leerlingen in Singapore en Taiwan. Het begin van het nieuwe millennium werd historisch ingeluid door zijn eerste bezoek aan het Westen.
In de Duitse stad Düsseldorf werd de Karmapa enthousiast ontvangen door 6000 van zijn leerlingen uit de honderden Diamantwegcentra verspreid over meer dan 30 landen. In de zomer van 2003 ondernam de 17e Karmapa zijn eerste officiële programma in de Verenigde Staten van Amerika, waar hij een reeks initiaties en lessen gaf.
Na het afronden van zijn traditionele opleiding in december 2003 werd de 17e Karmapa verklaard als ‘Groot Tantra Meester’ (Skt. Vajracharya). Zijn activiteiten breiden zich nu uit over de hele wereld.