Een eerste bezoek
Je bent van harte welkom om een keer langs te komen. De meditatie zal tijdens de meditatieavond worden voorgelezen en er is verder geen voorbereiding nodig. Je hoeft ook geen kussen mee te nemen. Op deze manier kan je de meditatie ongedwongen zelf uitproberen.
Diamantweg Boeddhisme Nederland is aangesloten bij de Boeddhistische Unie Nederland (BUN). Wij hechten aan een vreugdevolle, inspirerende en veilige omgeving voor boeddhistische beoefening.
Bezoekers van onze centra die het gevoel hebben niet een dergelijke omgeving te ervaren, worden uitgenodigd dit te bespreken binnen de centra. Als men daarbij obstakels ervaart kan men zich ook wenden tot de externe vertrouwenspersoon van de BUN.
Kijk voor meer informatie over onze ethische gedragscode op deze pagina.
Als je langskomt zal er een korte introductie over het boeddhisme gegeven worden. Dit wordt gedaan door iemand die al enige ervaring heeft met de boeddhistische lessen en methodes. Je kunt tijdens deze introductie gerust vragen stellen. Na de introductie kan je meedoen met de geleide meditatie, deze zal ongeveer 20 tot 30 minuten duren.
Je hoeft niets mee te nemen en er zijn geen specifieke kledingvoorschriften. Er zijn al meditatiekussens aanwezig. Het belangrijkste tijdens de meditatie is dat je je rug recht houdt. Als het zitten op een meditatiekussen lastig voor je is, dan is het eventueel ook mogelijk om op een stoel te gaan zitten.
Klik voor deze informatie op het centrum bij jou in de buurt onder het kopje ‘Locaties‘ in het hoofdmenu.
Elke centrum heeft minimaal één meditatieavond per week. Kijk voor deze meditatieavond(en) op de pagina van het centrum bij jou in de buurt. Klik voor het centrum bij jou in de buurt onder het kopje ‘Meditatiecentra‘ in het hoofdmenu.
In een centrum heerst een informele sfeer. De centra zijn gebaseerd op vriendschap en men deelt de wens om met de boeddhistische methodes anderen en zichzelf van nut te zijn in het dagelijks leven.
Er zijn geen kosten verbonden aan een bezoek. De geleide meditaties en de introducties zijn gratis. Periodiek worden er lezingen gegeven over boeddhistische onderwerpen, waarvoor een kleine vergoeding wordt gevraagd. Daarnaast zijn donaties natuurlijk van harte welkom!
Mensen die regelmatig langskomen ondersteunen het centrum meestal met een maandelijkse donatie. Van deze opbrengsten worden huurkosten, activiteiten en verschillende benodigdheden betaald.
Voor vaste bezoekers bestaat er een mogelijkheid om lid te worden van onze vereniging. Zowel leden als niet-leden hebben het recht om deel te nemen aan alle vormen van studie en beoefening van de boeddhistische leer uitgevoerd door Diamantweg Boeddhisme Nederland, inclusief meditaties, cursussen en lezingen.
Uiteindelijk zijn het niet je benen die verlichting bereiken, maar de geest. Het is daarom in het begin niet van groot belang om je benen gekruist te houden. Tijdens de meditatie wordt er gezeten op een meditatiekussen. Die zijn al aanwezig.
Vragen over boeddhisme
Het is vooral een kwestie van motivatie. Je kunt niet een fysiek lichaam hebben zonder anderen leed toe te brengen. Zelfs voor het maken van een kopje thee moet eerst de aarde worden omgeploegd, waarbij vele kleine dieren zijn gedood. Als je echt denkt dat er minder wezens gedood zullen worden als je stopt met vlees eten, dan is dat fantastisch.
Wat Boeddha over het eten van vlees zei, is erg interessant. Hij zei dat je kunt eten wat je je kunt veroorloven zonder er een probleem van te maken. Maar je mag niet toestaan dat dieren voor jou worden gedood. Vanuit de boeddhistische visie vindt doden plaats doordat er een slechte karmische connectie is tussen het dier en de slachter. Dit karma zou vroeg of laat hoe dan ook tot rijping gekomen zijn, ook als jij er niet was. Het karma speelt zich af tussen de slachter en het dier. Het punt is dat je daar niet in betrokken moet raken.
Ja, al was het maar om de lessen die minder aantrekkelijk zijn tegen verdwijnen te beschermen. In Tibet waren er drie wegen om het boeddhistische pad te volgen: men kon een monnik worden, aan beoefening doen als een leek, of een yogi zijn. Monniken en nonnen leefden apart in monniken- en nonnenkloosters met strenge gedragsregels. De leken hadden families en normale beroepen, ze probeerden de lessen in hun dagelijkse leven toe te passen. De yogi’s leefden los van de sociale normen, vaak in grotten en met verschillende partners. Hun hele leven draaide om spirituele ontwikkeling.
Aangezien mensen in moderne, ontwikkelde landen de middelen hebben om over hun aantal nakomelingen te beslissen, zal er weinig behoefte zijn aan grote boeddhistische kloosters. Vroeger was de reden om gescheiden te leven voor veel mannen en vrouwen om te voorkomen dat er kinderen geboren zouden worden. Men kon de liefde niet bedrijven zonder kinderen te krijgen, waardoor er veel minder tijd was voor studie en meditatie. De geloften van monniken en nonnen zijn van Boeddha afkomstig. Ook al lijken ze in een moderne context vreemd, ze kunnen niet aan nieuwe situaties worden aangepast.
In het Westen zijn de van oorsprong gescheiden groepen van yogi’s en leken dichter bij elkaar gekomen, vooral op de Diamantweg. Yogi’s hoeven nu niet langer met de in rode gewaden geklede monniken en nonnen te concurreren voor het verkrijgen van allerlei steun. Daarom is er geen reden meer voor uiterlijke kenmerken als de loshangende witte gewaden en verwilderde haardrachten, die hen voorheen van de monniken onderscheidde. Met het hedendaagse sociale stelsel hoeven leken bovendien niet langer grote families te stichten om een verzorgde oude dag te hebben. De afstand tussen de twee groepen is dus kleiner geworden. Veel boeddhisten zijn een leek als ze werken en een yogi tijdens hun vakanties.
Wat op dit moment kijkt door onze ogen en luistert met onze oren is als de ruimte. Het heeft geen kleur, vorm, gewicht of geur. Het is nooit in elkaar gezet, dus het kan ook nooit uit elkaar vallen. Het is nooit geboren, dus het kan ook niet sterven. Maar, in die onbegrensde, heldere ruimte wordt wel van alles waargenomen wat vergankelijk is, waaronder ons eigen lichaam. Zodra de karmische voorwaarden om ons lichaam te kunnen ervaren wegvallen, zal onze energie dit lichaam verlaten. Omdat er op dat moment geen sprake meer is van zintuiglijke indrukken, komen er indrukken naar boven vanuit ons onderbewustzijn. Daarmee creëert ons bewustzijn op dat moment weer een nieuwe ervaring (wedergeboorte) passend bij onze sterkste emoties en meest ingrijpende acties die we hebben ervaren tijdens ons vorige leven.
Dood, net zoals geboorte, is slechts een overgang naar een andere staat van bewustzijn. Na een tussenstadium (Tib. Bardo), waarin de sterkste opgedane indrukken naar boven komen, verbindt de belever van alle dingen zich met een overeenkomend nieuw lichaam, in een wereld die correspondeert met wat de belever behelst. De belever – onze geest – was niet geboren, dus kan het ook niet sterven. Alleen ons lichaam, omdat dit is geconditioneerd, zal sterven.
Vanuit het boeddhisme gezien is het zeer nuttig om in het bezit te zijn van een donorcodicil, zodat bij een vroege dood men met zijn gezonde organen anderen een langer leven kan geven. Maar als men zich ongemakkelijk voelt met dit idee, hoeft men geen druk te ervaren en niet te kiezen voor een weefseldonatie, omdat weefsel in principe zelfs tot tweeënzeventig uur na de biologische dood kan worden verwijderd.
Iedereen kan en dient te sterven zoals men wenst, en als men in staat is om het leven van anderen te verlengen met de eigen dood, dan is dat vrijgevig. Maar het is net zo zinvol om ongestoord en bewust door het stervensproces te gaan om bevrijding te bereiken door de geleerde meditaties. Het helpen van alle wezens vanuit dit niveau van bewustzijn is onmeetbaar.
Wie erover denkt om zelfmoord te plegen, moet zich ervan bewust zijn dat de volgende wedergeboorte zeer pijnlijk zal worden. Zelfmoord is gewoonweg een slecht idee en – boven alles – biedt het geen oplossing voor de langere termijn. Vanuit een boeddhistisch oogpunt kan men het alleen maar afraden omdat zelfmoord een gewoonte creëert om het in toekomstige levens weer te doen. Dit verklaart ook waarom veel suïcidale mensen ‘verliefd zijn’ met deze gedachte en vaak, in weerwil van zorgzame pogingen van familie en vrienden, of vele uren van behandeling, simpelweg het idee niet meer los kunnen laten. Bij elke zelfdoding worden de vooruitzichten voor gunstige leefomstandigheden in de toekomst verergert, omdat men direct ingaat tegen de eigen boeddha-natuur.
Boosheid is de enige luxe die we ons niet kunnen permitteren. Goede indrukken die in meerdere levens werden vergaard, vormen de rijkdom van de geest en de enige bron van blijvend geluk. Deze kunnen in korte tijd verbranden door hete of koude woede. Boeddha zei dat het vermijden van boosheid ‘het moeilijkste en mooiste gewaad’ is, en hij gaf vele methoden om dit doel te bereiken.
Een zeer bruikbare methode is je bewust te zijn van de vergankelijkheid van elke ervaring, wetende dat een moeilijke situatie zal veranderen en onze boosheid voorbij zal gaan. Een andere benadering is om aan oorzaak en gevolg te denken. Als een vijand je uitdaagt, besef je dat hij slecht karma voor zichzelf creëert, dat zeker naar hem zal terugkeren. In plaats van erbij betrokken te raken en nog meer negativiteit te creëren, kun je beter empathie voor hem hebben. Je kunt ook mantra’s gebruiken om ongewenste emoties voorbij te laten gaan zonder dat ze slechte gewoontes versterken.
Een heel goed middel tegen woede is geduld: een kwaliteit die je beslist nodig hebt om effectief met de geest te kunnen werken. Zonder vijanden of moeilijke situaties is er geen kans om geduld te ontwikkelen, en zonder geduld is er geen verlichting. Dus moeten we dankbaar zijn voor deze moeilijkheden. Zonder woede reageren zal de tijdloze wijsheid van lichaam, spraak en geest vrijmaken.
Kijk om je heen en denk: “Wie zou deze angst willen kopen?” Denk dan: “Zij zal het niet kopen, hij ook niet, en zij daar is ook niet geïnteresseerd!” Dus je merkt op: “Wel, misschien is deze angst nutteloos!” en gooi het dan gewoon weg.
Angst is ook vaak verbonden met de adem. Men ademt op een verkeerde en onregelmatige manier in een angstige situatie. Dus een techniek is om jezelf te dwingen langzamer en dieper te ademen. Adem in tot een punt net onder de navel. Houd de adem even in de buik in als in een vaas – maar niet tot het punt van duizeligheid – en adem dan weer uit. Als je zo een paar keer diep ademhaalt, zal de angst geleidelijk verdwijnen.
De beste manier om met alle angsten en moeilijkheden om te gaan, is te denken: “Alle wezens zijn mijn vrienden en zullen er baat bij hebben als het goed met me gaat. Dus ik zal gewoon mijn best doen om te doen wat voor mijn neus is.” Dan doet men gewoon dat. Dit is ook goed als men bang wordt voor examens. Denk dan: “Dit is eigenlijk een complete samenzwering. De examinator wil dat ik slaag; de leraar wil dat ik slaag. Het is allemaal in mijn voordeel.” En ga dan naar het examen, ga zitten met je vrienden, leg hun alles uit wat ze niet begrepen, en doe je best tijdens het examen. Maak je omgeving zo vriendelijk dat je alleen maar kunt winnen.
Behandel niet-praktische of storende gedachten als een dief in een leeg huis. Geef ze niets, laat ze hier en daar kijken zonder iets te vinden. Als je een drukke geest hebt en niet vasthoudt aan de gedachten die opkomen, kan dat geen kwaad. Geef je gedachten gewoon geen energie – noch door er inhoudelijk op in te gaan, noch door de strijd ermee aan te binden – en ze laten je met rust.
Wens anderen veel geluk. Ze willen het net zo graag als ieder ander.
Iedereen heeft de boeddhanatuur en boeddhakwaliteiten waarvan je kunt leren. Probeer daarom iets interessants te vinden in iedereen die je ontmoet. Als dit moeilijk is, denk dan aan iets wat je leuk aan ze vindt. Als ook dit niet werkt, wees ze dan gewoon dankbaar dat ze je ertoe brengen om geduld te ontwikkelen. Als zelfs dat niet lukt, moet je maar beseffen dat jij maar een paar minuten of uren met ze hoeft door te brengen, terwijl zij 24 uur per dag met zichzelf opgescheept zitten. Als het moeilijk blijft om met ze om te gaan, probeer je ze gewoon te vermijden en wens je hen al het geluk ter wereld toe, maar wel ver bij jou uit de buurt.
Meditatie kent iedereen. De momenten in het leven waarop je iets cadeau krijgt, dat vreugde spontaan opkomt en dat alles zin heeft, dat zijn meditatie-ervaringen. Ongemerkt komt de geest tot rust en wordt je blik helder; het stof valt van de innerlijke spiegel en je komt tot inzicht. Dat wat zonder toevoeging van iets externs zoveel vervulling geeft, is de eigen geest, het bewust zijn van dit ogenblik. Deze toestand is bewust duurzaam te maken.
Wie graag met anderen samen wil mediteren, kan dat leren in één van onze meditatiecentra. In principe ga je bij elke meditatie zitten, op een stoel of in kleermakerszit op de grond, in een aangename, rustige ruimte. Je houdt de rug recht maar niet stijf. Je handen liggen in je schoot of op je knieën. Daarna volg je de tekst. Als er ondertussen gedachten opduiken die niets met de meditatie te maken hebben, dan besteed je daar geen aandacht aan. Net zoals ze kwamen, zullen ze ook weer verdwijnen. De meditatie zal tijdens de meditatieavond worden voorgelezen en er is verder geen voorbereiding nodig. Op deze manier kan je de meditatie ongedwongen zelf uitproberen.
Om dit te begrijpen is het belangrijk te weten dat de hersenen de geest niet voortbrengen maar omvormen. De informatiestroom wordt bijeengehouden door de illusie van een ‘zelf’ en beweegt zich van het ene begrensde bestaan naar het andere. Daarbij doet deze indrukken op die tot rijpheid komen in een volgend leven. De ruimteachtige essentie van de geest kan niet sterven of geboren worden. Wat uiteindelijk wordt wedergeboren in een ander lichaam is de constant veranderende informatiestroom.
Lichaam en geest ervaren een hele reeks constant veranderende zintuiglijke en onderbewuste indrukken, waarbij de ene wordt vervangen door de ander. Niets is blijvend in ons lichaam, niets in onze gevoelens of gedachten kan als ‘ding’ worden gevonden. Na de dood wordt deze stroom afgesneden van de zintuiglijke ervaringen van een lichaam. De sterkste neigingen van de geest zullen het voortouw nemen en zich verbinden met een bijpassend fysiek of mentaal lichaam.
Boeddha is geen god, maar hij was een mens. Hij wilde ook geen aanhangers maar gelijkwaardigen. Hij werkte niet voor een andere macht, en zijn enige, tijdloos geldende doel is dat mensen hun ik-illusie inzien en zich daardoor bevrijden. Met bevrijding wordt een geestestoestand bedoeld waarin alle leed – inclusief de oorzaken ervan – geheel overwonnen zijn. Op dit niveau vallen de ik-illusie en alle storende gevoelens weg.
Boeddhisme kan beschouwd worden als een filosofie, omdat de lessen een complete en heldere visie laten zien, maar het is niet alleen een filosofie. Filosofie kan dingen uitleggen op een formeel niveau van woorden en ideeën, Boeddha’s lessen daarentegen werken met iemands totaliteit, omdat door meditatie kennis wordt omgevormd tot wijsheid en ervaring.
Sommige mensen beschouwen het boeddhisme als een soort psychologie. De verschillende psychologische scholen proberen allemaal om mensen te helpen en dat komt overeen met het boeddhisme. Het boeddhisme is vooral geschikt voor mensen die al een zeker evenwicht hebben ontwikkeld. Je zou kunnen zeggen dat boeddhisme begint waar de psychologie ophoudt. Diamantweg Boeddhisme in het bijzonder wordt relevant op het punt waar mensen al stabiel zijn.
De toepassing ervan in het dagelijks leven zal een diep vertrouwen in de eigen kwaliteiten geven, omdat alle situaties gezien worden als betekenisvol en als basis voor ontwikkeling. Het eindresultaat van de beoefening – volledige verlichting of boeddhaschap – gaat voorbij de intellectuele of therapeutische doelen van zowel de filosofie als de psychologie, het is een toestand van perfectie voorbij concepten.
De combinatie van een heldere visie met de transformerende methoden maakt boeddhisme tot een 2500 jaar oude ervaringsreligie.
Er zijn geloofsreligies die sterk ingrijpen in het menselijk leven, zoals bijvoorbeeld het jodendom, christendom en vooral de islam. Omdat bij de drie geloofsreligies een waarheid in principe niet is te bewijzen, te beleven of te bereiken is, moet ze maar geloofd worden. De taak van de gelovige is de wensen van deze uiterlijke machten, of van de vertegenwoordigers ervan, te vervullen. Daarom wordt er gewerkt met dogma’s en bekering, en met verboden en geboden. Men moet vast zien te houden aan een voorstelling die niet in overeenstemming is met het leven, namelijk dat één weg voor iedereen waar en goed is, en dat andere wegen onwaar en slecht zijn.
De ervaringsreligies van het Verre Oosten ontstonden ongeveer in dezelfde tijd, maar onder veel minder overlevingsdruk, in Noord-India en China. De samenlevingen daar kenden een hogere scholingsgraad. Er waren vele filosofische richtingen en er was grote geestelijke vrijheid. In dergelijke omstandigheden krijgen religies een heel andere gerichtheid. Het doel wordt in dat geval de eigen geest, de ontplooiing van de mens. Daarom zijn er minder regels ‘van buiten’ om iedereen in een richting te dwingen.
Boeddha waarschuwde zijn leerlingen ervoor om zijn woorden niet zomaar te geloven. Hij wilde dat zijn onderricht altijd gecheckt zou worden en door eigen ervaring bevestigd zou worden. Zijn wens was en is dat iedereen de verlichting bereikt. Wat betreft de weg naar die ervaring vertrouwde Boeddha steeds op de zelfstandigheid en intelligentie van de mensen. Hij hield ze gewoon de bevrijdende spiegel van zijn leer voor en toonde ze telkens opnieuw wat in henzelf verborgen lag. Het verlichtingspotentieel van ieder wezen noemde hij boeddhanatuur. Het vertrouwen hierop is kenmerkend voor de weg en het doel.
Er zijn geloofsreligies die sterk ingrijpen in het menselijk leven, zoals bijvoorbeeld het jodendom, christendom en vooral de islam. Omdat bij de drie geloofsreligies een waarheid in principe niet is te bewijzen, te beleven of te bereiken is, moet ze maar geloofd worden. De taak van de gelovige is de wensen van deze uiterlijke machten, of van de vertegenwoordigers ervan, te vervullen. Daarom wordt er gewerkt met dogma’s en bekering, en met verboden en geboden. Men moet vast zien te houden aan een voorstelling die niet in overeenstemming is met het leven, namelijk dat één weg voor iedereen waar en goed is, en dat andere wegen onwaar en slecht zijn.
De ervaringsreligies van het Verre Oosten ontstonden ongeveer in dezelfde tijd, maar onder veel minder overlevingsdruk, in Noord-India en China. De samenlevingen daar kenden een hogere scholingsgraad. Er waren vele filosofische richtingen en er was grote geestelijke vrijheid. In dergelijke omstandigheden krijgen religies een heel andere gerichtheid. Het doel wordt in dat geval de eigen geest, de ontplooiing van de mens. Daarom zijn er minder regels ‘van buiten’ om iedereen in een richting te dwingen.
Boeddha waarschuwde zijn leerlingen ervoor om zijn woorden niet zomaar te geloven. Hij wilde dat zijn onderricht altijd gecheckt zou worden en door eigen ervaring bevestigd zou worden. Zijn wens was en is dat iedereen de verlichting bereikt. Wat betreft de weg naar die ervaring vertrouwde Boeddha steeds op de zelfstandigheid en intelligentie van de mensen. Hij hield ze gewoon de bevrijdende spiegel van zijn leer voor en toonde ze telkens opnieuw wat in henzelf verborgen lag. Het verlichtingspotentieel van ieder wezen noemde hij boeddhanatuur. Het vertrouwen hierop is kenmerkend voor de weg en het doel.
Sommige mensen beschouwen het boeddhisme als een soort psychologie. De verschillende psychologische scholen proberen allemaal om mensen te helpen en dat komt overeen met het boeddhisme. Het boeddhisme is vooral geschikt voor mensen die al een zeker evenwicht hebben ontwikkeld. Je zou kunnen zeggen dat boeddhisme begint waar psychologie ophoudt. Diamantweg Boeddhisme in het bijzonder wordt relevant op het punt waar mensen al stabiel zijn, waar ze ruimte ervaren als prettig en niet als iets bedreigend. Vanaf dit niveau ontwikkelen de Diamantweg-methoden de onbegrensde moed, vreugde en liefde van de geest.
Er zijn geloofsreligies die sterk ingrijpen in het menselijk leven, zoals bijvoorbeeld het jodendom, christendom en vooral de islam. Omdat bij de drie geloofsreligies een waarheid in principe niet is te bewijzen, te beleven of te bereiken is, moet ze maar geloofd worden. De taak van de gelovige is de wensen van deze uiterlijke machten, of van de vertegenwoordigers ervan, te vervullen. Daarom wordt er gewerkt met dogma’s en bekering, en met verboden en geboden. Men moet vast zien te houden aan een voorstelling die niet in overeenstemming is met het leven, namelijk dat één weg voor iedereen waar en goed is, en dat andere wegen onwaar en slecht zijn.
De ervaringsreligies van het Verre Oosten ontstonden ongeveer in dezelfde tijd, maar onder veel minder overlevingsdruk, in Noord-India en China. De samenlevingen daar kenden een hogere scholingsgraad. Er waren vele filosofische richtingen en er was grote geestelijke vrijheid. In dergelijke omstandigheden krijgen religies een heel andere gerichtheid. Het doel wordt in dat geval de eigen geest, de ontplooiing van de mens. Daarom zijn er minder regels ‘van buiten’ om iedereen in een richting te dwingen.
Boeddha waarschuwde zijn leerlingen ervoor om zijn woorden niet zomaar te geloven. Hij wilde dat zijn onderricht altijd gecheckt zou worden en door eigen ervaring bevestigd zou worden. Zijn wens was en is dat iedereen de verlichting bereikt. Wat betreft de weg naar die ervaring vertrouwde Boeddha steeds op de zelfstandigheid en intelligentie van de mensen. Hij hield ze gewoon de bevrijdende spiegel van zijn leer voor en toonde ze telkens opnieuw wat in henzelf verborgen lag. Het verlichtingspotentieel van ieder wezen noemde hij boeddhanatuur. Het vertrouwen hierop is kenmerkend voor de weg en het doel.
Onder een sekte wordt meestal een geloofsstroming verstaan waarin je je afzondert bij een kleine groep mensen. Het boeddhisme nodigt je juist uit om een onderdeel te zijn van de maatschappij. Sinds het moment dat Boeddha zijn lessen ongeveer 2550 geleden heeft gegeven, zijn er wel verschillende stromingen ontstaan. Deze stromingen zijn ontstaan doordat de lessen van Boeddha aan veel verschillende mensen zijn gegeven, met een andere achtergrond, motivatie en vraag.
Een sekte is veelal gesticht door een charismatische leider die een nieuwe leer of openbaring deelt aan zijn volgelingen. Ze kenmerken zich vooral door de lage drempel om toegelaten te worden tot de groep en een zeer hoge drempel om deze weer te verlaten.
In het boeddhisme wordt er niet van je verwacht dat je iemand zomaar gelooft. Sterker nog, geloven wordt sterk afgeraden. Er wordt juist verwacht dat je kritisch bent en vragen stelt. Bij het boeddhisme kan men eerder spreken van een hoge drempel om in te stappen. Het is immers een keuze die je zelf maakt vanuit je eigen overtuiging en motivatie. Het verlaten van het boeddhisme is daarentegen heel eenvoudig, ook deze keuze maak je geheel zelf. Niemand weerhoudt je daarvan.
Er zijn drie analogieën hoe een diamantweg-boeddhist zich tegenover anderen zou kunnen opstellen. Die van de koning, die eerst zichzelf sterk maakt en daardoor in staat is om vele wezens te helpen; die van de veerman, die tegelijk met de passagiers aan de andere oever aankomt; en die van de herder, die eerst voor alle anderen zorgt voordat hij aan zichzelf denkt. Hoewel het bereik van de koning het grootst is, zal de herder zich het snelst ontwikkelen, omdat hij zich alleen concentreert op anderen en zichzelf vergeet.
Boeddhistische lessen en meditaties helpen je om helderder te denken, en dat is natuurlijk bevorderlijk op elk gebied. Ook je concentratie zal beter worden en je zult prettiger en effectiever met mensen kunnen omgaan, of het nou collega’s, zakenpartners of cliënten zijn. Voor een boeddhist is er niets mis met competitie, zolang je maar eerlijk bent. Als je wint, kun je alle wezens laten delen in jouw succes.
Woede is als adrenalinevergiftiging. Je krijgt dezelfde uiterlijke tekenen als rode ogen; je handen breken dingen, en je stem wordt hees en onduidelijk. Je zweet en ervaart een door jezelf veroorzaakte adrenaline-ziekte. Aan de andere kant, als we kalm blijven, doen we precies wat we willen en hebben we volledige controle. We zijn volwassen als we controle over het leven hebben – als we kunnen beslissen om deel te nemen aan de komedies en weg te blijven van de tragedies. Ik zou woede zeker als een vijand beschouwen. Het kan er krachtig uitzien als je daar staat en met je ogen rolt, maar het is totaal ineffectief en zorgt er alleen maar voor dat je fouten maakt.
Natuurlijk mag dat. Het boeddhisme laat je helemaal vrij hierin. Wel is het hierbij verstandig om erbij stil te staan of de persoon het zal waarderen of niet.
Veel mensen krijgen een goed gevoel bij het zien van een boeddhabeeld. Het is een beter idee om je boeddhabeeld in dit geval weg te geven. Men zal je er dankbaar voor zijn!
Natuurlijk mag dat. Het boeddhisme laat je helemaal vrij hierin. Bedenk je wel dat een boeddhabeeld voor veel mensen als iets puurs wordt gezien. Ga er daarom wel op een respectvolle manier mee om.
Het is vooral een kwestie van motivatie. Je kunt niet in een fysiek lichaam hebben zonder anderen leed aan te doen. Zelfs voor het maken van een kopje thee moest eerst de aarde worden omgeploegd, waarbij vele kleine dieren zullen zijn gedood. Als je echt denkt dat er minder wezens gedood zullen worden als je stopt met vlees eten, is dat fantastisch.
Wat Boeddha over het eten van vlees zei, is erg interessant. Hij zei dat je kunt eten wat je je kunt veroorloven, zonder er een probleem van te maken. Maar je mag niet toestaan dat dieren voor jou worden gedood. Vanuit de boeddhistische visie vindt doden plaats doordat er een slechte karmische connectie is tussen het dier en de slachter. Dit karma zou vroeg of laat hoe dan ook tot rijping gekomen zijn, ook als jij er niet was. Het karma speelt zich af tussen de slachter en het dier. Het punt is dat je daar niet in betrokken moet raken.
Wat je kunt doen is een mantra zeggen, bijvoorbeeld OM MANI PEME HOENG, en daarbij over het vlees blazen. Als het vlees ouder dan zeven weken is, is er geen verbinding meer tussen de geest en het lichaam van het dier. Binnen zeven weken na de dood van het dier kan zijn bewustzijn nog aanwezig zijn, en voelen dat je mantra’s zegt en een positief gevoel voor hem hebt. Dit kan voor zijn wedergeboorte goed zijn.
Alleen als boeddhistische monnik of non is het gebruikelijk om je hoofd kaal te scheren. Het kaalscheren van het hoofd komt veelal vanuit praktische overwegingen. Het wordt daarnaast ook beschouwd als een vorm van onthechting.
In veelal Zuidoost-Aziatische landen zijn er monniken- en nonnentradities. Deze vorm van boeddhisme wordt Theravada of Hinayana genoemd. In deze landen is het gebruikelijk dat men een tijdje als monnik of non leeft, vooral als men nog geen gezin of andere maatschappelijke verplichtingen heeft.
Het Diamantweg Boeddhisme is een een stroming van leken en verwerkelijkers. Het is een stroming die midden in het leven staat en het is zeker niet nodig om het hoofd kaal te scheren.
Wat betreft de liniehouders is de reden hiervoor dat de organisatie vroeger kloosterlijk was. Bijna alle Karmapa’s waren monnik. Een vrouwelijke incarnatie zou moeilijk hun zetel in het mannenklooster kunnen innemen. Desondanks zijn er vele vrouwelijke liniehouders. Hieronder volgen een paar voorbeelden uit Tibet. Machig Labdrön, die de transmissielijn van de ‘Chöd van Mahamudra’ heeft gesticht. Machig Dropa Gyalmo, die de beoefening van Boeddha Amitayus initieerde. Gelongma Palmo, die het Njungné-ritueel introduceerde. Niguma, die de speciale vrouwelijke transmissielijn van de ‘Zes doctrines’ startte, deze verschilt van die van haar broer, Naropa. Sukhasiddhi, een studente van Virupa, die bekend is vanwege de ‘Zes doctrines van Sukhasiddha’. En de beroemde Yeshe Tsogyal, de voornaamste leerling van Guru Rinpoche, die een liniehoudster is van onze Phowa-transmissie. Ook zijn er verschillende geheime transmissies waarin vrouwen nadrukkelijk aanwezig zijn.
De mogelijkheden die Boeddha ongeveer 2550 jaar geleden had om zijn leer door te geven waren uniek. Hij leefde tijdens de bloei van een hoog ontwikkelde cultuur in Noord-India en was omringd door zeer intelligente leerlingen. Zodoende kon hij na zijn verlichting 45 jaar lang de wegen naar volle ontplooiing van de geest tonen. Dat is ook de reden waarom zijn methoden zo divers zijn. De Kangyur, de verzameling van Boeddha’s eigen woorden die na zijn dood zijn opgeschreven, bestaat uit 108 boeken met 84.000 zeer bruikbare uiteenzettingen. De latere commentaren van zijn leerlingen zijn overgeleverd in nog eens 254 duimdikke boeken, de Tengyur.
Uit zijn lessen hebben zich sindsdien vele scholen ontwikkeld, die gemeen hebben dat ze streven naar een totaalontwikkeling van de mens. Ze proberen lichaam, spraak en geest zinvol in te zetten conform wat Boeddha adviseerde, aanschouwelijk maakte en voorleefde.
Boeddha werd ongeveer 2550 jaar geleden geboren in Lumbini (in het huidige Nepal) als de prins Siddhartha Gautama. Door meditatie bereikte hij op de leeftijd van 35 jaar de staat van verlichting en onderwees vervolgens 45 jaar in een voormalige hoge beschaving in het noorden van India.
Zijn leer is tot op vandaag ononderbroken doorgegeven en in de afgelopen eeuwen zijn er vele boeddhistische tradities ontstaan die allemaal hun oorsprong vinden in de leer van de Boeddha. Op basis van zijn eigen ervaring onderwees de Boeddha effectieve manieren die leiden naar verlichting. Hij heeft zijn studenten altijd aangemoedigd de leer kritisch te beoordelen vóór deze toe te passen in hun eigen leven. Dankzij deze houding staat het boeddhisme open voor nieuwe wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen.
De naam boeddha, Sangye in het Tibetaans, duidt op de verlichte geestestoestand. Boeddha betekent ‘de ontwaakte.’ Sang betekent ‘volkomen gereinigd’ van alle sluiers die de helderheid van de geest verduisteren, en gye betekent ‘volkomen ontplooiing’ van alle kwaliteiten van de geest. Daartoe behoren onbevreesdheid, oneindige vreugde, grenzeloos medegevoel, wijsheid en daadkracht voor het welzijn van de wezens.
De beste uitleg van Boeddha’s leer komt van hem zelf. In het Sanskriet wordt die ‘Dharma’ genoemd en in het Tibetaans ‘Chö’. Beide betekenen: ‘Hoe de dingen zijn’. Boeddhisme kan gezien worden als een verzameling methoden die het ons mogelijk maakt om de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn – hier en nu. Boeddhisme kent geen dogma’s en staat toe dat overal vraagtekens bij worden geplaatst. Boeddha’s leer streeft naar de volledige ontwikkeling en vrijheid van lichaam, spraak en geest.
Tantra betekent ‘weven’ of ‘stromen’. De naam duidt op een totale ervaring die onscheidbaar van ons is. Tantra is het vierde onderrichtgedeelte in de klassieke indeling, maar in de Kagyu linie een hoofddeel van de Diamantweg. Tantra raakt de totaliteit van wezens. De ervaring van deze weg is vergelijkbaar met het rijden op een snelle motor, het ervaren van de vrije val bij parachutespringen of intens verliefd worden. Het verandert je fundamenteel en activeert de kracht die in je huist.
Het idee van ‘alleen’ de verlichting bereiken verbleekt bij het snelle succes van een volledige beoefening met een leraar of groep. Ook al kan het aantrekkelijk klinken voor een modern mens die controle wil over zijn of haar leven, er zijn gewoonweg te veel valkuilen op de eenzame weg naar verlichting. Leren over de geest is ingewikkelder dan het bestuderen van uiterlijke verschijnselen. Bovendien zijn er altijd storende emoties zoals trots en afkeer die je ontwikkeling kunnen tegenwerken.
Het hoogste niveau van onderricht kan zonder een leraar niet goed begrepen of vastgehouden worden. Zonder uitwisseling, die trots, sentimentaliteit en oppervlakkigheid neutraliseert, kun je in het dagelijkse leven eenzaam of nutteloos worden. De lama geeft methoden voor het ontwikkelen van het potentieel van zijn leerlingen. Het is de taak van de lama om zijn of haar leerlingen onafhankelijk, meevoelend en sterk te maken.
Alle voorwaardelijke ervaringen zijn te vergelijken met een droom. De uiterlijke wereld die door onze zintuigen wordt ervaren lijkt werkelijk en vast, maar bestaat eigenlijk uit minieme deeltjes die steeds verder op te splitsen zijn tot ze uiteindelijk verdwijnen. Deze verschijningswereld wordt constant met anderen gedeeld en heeft betrekking op lichaam, spraak en geest. Wat je gedurende de nacht ervaart is een privé-droom die vooral je eigen geest aangaat.
Boeddha vergeleek onze uiterlijke en innerlijke werelden met dromen, omdat niets in zijn essentie blijvend bestaat. Alle mentale en fysieke fenomenen ontstaan, veranderen en verdwijnen weer. Gemoedstoestanden, opleiding, opvoeding en achtergrond kleuren iemands visie. We ervaren alleen de vibraties die onze zintuigen kunnen oppikken en daarom nemen we dingen niet waar zoals ze zijn. Als we ons bijvoorbeeld gelukkig voelen, ziet alles er mooi en leuk uit, maar tijdens ongelukkige toestanden lijkt hetzelfde afschuwelijk en is alles moeilijk. Onze perceptie wordt daarom zowel bepaald door uiterlijke condities als door veranderende geestestoestanden.
De droomtoestand bevat een bepaalde wijsheid, omdat we gedurende de droom meer bewust zijn van de onwerkelijke essentie van dingen. Het gemak waarmee we in een droom een miljoen euro winnen of verliezen, toont eigenlijk een diepe wijsheid in het begrijpen van de essentie van onze geest.
Boeddhistische meditatie traint het vermogen om het bewustzijn in de essentie van de geest te laten rusten.
Op het niveau van concepten worden vrouwen geassocieerd met wijsheid. Mannen worden geassocieerd met actief medegevoel, en als wijsheid en medegevoel samenkomen, zal innerlijke groei ontstaan. Het vrouwelijke aspect geeft op verschillende punten uitdrukking aan de vijf soorten van boeddhawijsheden, namelijk de spiegelgelijke wijsheid, de wijsheid van gelijkheid, de discriminerende wijsheid, de alles vervullende wijsheid en de Dharmadhatu wijsheid. De mannelijke kant, daarentegen, geeft uitdrukking aan de verschillende combinaties van de vier boeddha-activiteiten: rustgevende, verrijkende, fascinerende en de krachtig beschermende activiteit.
De naam boeddha, Sangye in het Tibetaans, duidt op de verlichte geestestoestand. Boeddha betekent ‘de ontwaakte.’ Sang betekent ‘volkomen gereinigd’ van alle sluiers die de helderheid van de geest verduisteren, en gye betekent ‘volkomen ontplooiing’ van alle kwaliteiten van de geest. Daartoe behoren onbevreesdheid, oneindige vreugde, grenzeloos medegevoel, wijsheid en daadkracht voor het welzijn van de wezens.
Er zijn verschillende type boeddhabeelden. Het meest bekende is het beeld van Boeddha Sakyamuni, wat een uitbeelding is van de historische boeddha die ongeveer 2550 jaar geleden in het noorden van India heeft geleefd. Daarnaast zijn er veel boeddhabeelden die een boeddha-aspect, of een boeddha uit de boeddhistische mythologie uitbeelden.
Boeddha was geen god, dus een beeld wordt niet als afgod vereerd. Maar het wordt gezien als een inspiratie en een herinnering aan de boeddha-natuur die iedereen kan verwerkelijken.
Uit de lessen van Boeddha hebben zich vele scholen ontwikkeld, die als overeenkomst hebben dat ze streven naar een totale ontwikkeling van de mens. Boeddhisten proberen lichaam, spraak en geest zinvol in te zetten in overeenstemming met wat de boeddha adviseerde, aanschouwelijk maakte en voorleefde. Met behulp van zijn methoden kun je leed vermijden en duurzaak geluk vinden. Je kunt je steeds verder ontwikkelen en daarnaast ook anderen helpen. De term die Boeddha’s leer het beste beschrijft is de term die hij meer dan 2500 jaar geleden zelf koos: Dharma. Dit betekent: ‘hoe de dingen zijn’.
Monniken en nonnen leefden gescheiden en beschermd in kloosters, waar zij zich aan de strenge gedragsregels hielden. De regels die Boeddha destijds voor het kloosterleven gaf, zijn nu voor veel minder mensen geschikt dan vroeger, hoewel ze voor sommigen nog altijd werken.
Omdat men tegenwoordig kan bepalen of en hoeveel kinderen we krijgen, zullen er in het Westen geen grote kloosters zijn. Mannen en vrouwen die vroeger Boeddha’s voorbeeld volgden, leefden gescheiden omdat men in die tijd de liefde niet kon bedrijven zonder kinderen te krijgen.
Ook in onze tijd van computers en stoomcursussen kan niets de persoonlijke relatie tussen leraar en leerling vervangen. Hoe meer allesomvattend de manier is waarop kennis en inzicht worden doorgegeven, des te belangrijker is die relatie. Als een gerealiseerde leraar zijn ervaringswereld met zijn leerlingen kan delen, kan hij of zij hen rechtstreeks verrijken op zowel bewuste als onbewuste niveaus.
Je kunt de top van een hogere berg niet zien vanaf een lagere, zo zeggen de Tibetanen. Dat maakt het moeilijk om een leraar echt in te schatten. Het is zoals overal in het leven: niets is overtuigender dan menselijke ontwikkeling. Alleen een leraar met veel levenservaring en een voortdurend goed humeur, die de belevende ruimte zelf als vreugdevol ervaart, kan het bevrijdende en verlichtende niveau van Boeddha’s leer goed overbrengen. De invloed van een leraar die onder druk bezwijkt, of die alleen maar iets persoonlijks of zoetsappigs zegt om het iedereen naar de zin te maken, zal uitdoven als een nachtkaars.
Toch is de situatie waarin de boeddhistische leraar zich bevindt helemaal niet moeilijk. De leraar hoeft alleen maar te zorgen dat zijn of haar daden overeenkomen met de woorden. Het besluit om deze eigenschappen al dan niet te kiezen, ligt bij de leerling. In de Diamantweg is transparantie extra belangrijk, omdat men hier snel de eigenschappen van de leraar overneemt.
Een leraar mag dus nooit vergeten dat zijn of haar enige taak is de leerlingen zelfstandig, meevoelend en sterk te maken. Daarom moet hij of zij zich verheugen over hun bijzondere eigenschappen en blij zijn dat het mogelijk is zoveel goeds te delen. Nooit mag de leraar zich beter voelen dan anderen of zich met aanhangers omringen die hem of haar moeten bedienen of loven. Een leraar kan liefde, spanning en al het andere delen, maar mag nooit misbruik maken van zijn of haar positie.
Tibetanen hebben drie manieren om volgens Boeddha’s leer te leven. Andere traditioneel boeddhistische culturen kennen er maar twee: de klasse van celibataire kloosterlingen (monniken en nonnen), en die van de leken. In Tibet vond transmissie ook plaats onder de verwerkelijkers (yogi’s). Door de eeuwen heen hielden zij Boeddha’s leer levend en zuiver, vooral de Diamantweg.
Monniken en nonnen leefden gescheiden en beschermd in kloosters, waar zij zich aan de strenge gedragsregels hielden. De regels die Boeddha destijds voor het kloosterleven gaf, zijn nu voor veel minder mensen geschikt dan vroeger, hoewel ze voor sommigen nog altijd werken.
Omdat men tegenwoordig kan bepalen of en hoeveel kinderen we krijgen, zullen er in het Westen geen grote kloosters zijn. Mannen en vrouwen die vroeger Boeddha’s voorbeeld volgden, leefden gescheiden omdat men in die tijd de liefde niet kon bedrijven zonder kinderen te krijgen.
Een boeddhistische tempel heeft in sommige opzichten meer de eigenschappen van een klooster dan van een tempel. In sommige boeddhistische tradities is het begrip klooster meer van toepassing.
Monniken en nonnen leefden gescheiden en beschermd in kloosters, waar zij zich aan de strenge gedragsregels hielden. De regels die Boeddha destijds voor het kloosterleven gaf, zijn nu voor veel minder mensen geschikt dan vroeger, hoewel ze voor sommigen nog altijd werken.
Omdat men tegenwoordig kan bepalen of en hoeveel kinderen we krijgen, zullen er in het Westen geen grote kloosters zijn. Mannen en vrouwen die vroeger Boeddha’s voorbeeld volgden, leefden gescheiden omdat men in die tijd de liefde niet kon bedrijven zonder kinderen te krijgen.
Vanuit een boeddhistische zienswijze betekent karma niet ‘noodlot’ of ‘bestemming’, maar ‘actie’ of ‘oorzaak en gevolg’. Ruwweg werkt karma als volgt: elke activiteit, positief of negatief, laat indrukken achter in de geest. Omdat de inhoud van onze geest bepaalt hoe we de wereld ervaren, zullen positieve en negatieve indrukken onvermijdelijk leiden tot toekomstig geluk en leed. Dit betekent dat we met onze gedachten, spraak en handelingen de zaden voor onze toekomstige ervaring zaaien. Zodra we dit begrijpen, is het dus aan ons om ons leven te veranderen.
Het begrip ‘karma’ betekent vrijheid, mits het op de goede manier gebruikt wordt. De Diamantweg biedt bijzonder effectieve methoden om de indrukken van schadelijke handelingen uit de geest te verwijderen, zodat we bevrijd worden van moeilijke toekomstige toestanden en situaties. Boeddhistische meditatie stelt ons in staat om inzicht te krijgen in het proces van oorzaak en gevolg. Als we er niet voor kiezen om met onze geest te werken, zullen we helemaal geen controle hebben en gewoon een slachtoffer zijn van onze eigen handelingen.
Op het oneindig hoge doel van verlichting, waarbij je je ook bewust moet zijn van de veranderlijke omstandigheden van de buitenwereld, is alles-insluitende en niet onderscheidende compassie een onvoorwaardelijke vereiste. Hierbij is je motivatie de wens dat alle wezens geluk ervaren.
Bij het Mahayana (Grote Weg) wordt je interactie met de wereld constant opgefrist en dit versterkt je motivatie. Dit soort liefde is altijd de ultieme liefde. Rijkelijk in expressie, niet benauwend, en het laat geen ruimte voor verwachtingen. Het groeit tot aan de hoogste realisatie. Elke meditatie bij het Mahayana begint met deze frisse motivatie en eindigt met de wens dat alle goede indrukken die zijn ontstaan grenzeloos worden en iedereen bereiken.
Meditatie vormt opgedane informatie om in ervaring. Op het eerste niveau is het doel om de geest tot rust te brengen. Meditatie creëert hier ruimte tussen de ‘belever’ en zijn belevingen. Deze beschermende afstand wordt bereikt door het bewustzijn op de adem te richten of door concentratie op een boeddhavorm. Deze meditatie wordt in het Sanskriet ‘Shamatha’ en in het Tibetaans ‘Shiné’ genoemd. Wie deze geestestoestand in meditatie kan vasthouden zal dat gaandeweg ook kunnen in het dagelijkse leven. Dit is een eerste stap in je ontwikkeling en een basis voor inzicht en verdere beoefening.
Het tweede niveau van meditatie wordt in het Sanskriet ‘Vipassana’ en in het Tibetaans ‘Lhaktong’ genoemd. Hier is de meditatie vormloos en richt het zich op de essentie van de geest zelf. Bij het bewust zijn zonder focus op een object ontstaat spontaan inzicht. Meditatie is hier het wakkere rusten van de geest in het hier en nu, en de helderheid die hieruit voortkomt.
Het Diamantweg Boeddhisme van de Karma Kagyu linie behoort tot één van de vier belangrijkste scholen van het Tibetaans boeddhisme. De meditatie-methoden die worden gebruikt binnen het Diamantweg Boeddhisme zijn allemaal traditioneel. Maar ze worden aangeboden op een moderne, westerse wijze, die voor iedereen toegankelijk is.
Het hoogste van de drie niveaus van Boeddha’s leer wordt ‘Vajrayana’ in het Sanskriet genoemd of of ‘Dorje Thegpa’ in het Tibetaans. Vertaalt naar het Nederlands betekent dit ‘Diamantweg’. Van de verschillende scholen die les geven in Vajrayana-boeddhisme, werd de organisatie van Diamantweg-boeddhisme opgericht door Lama Ole Nydahl, om zo de lessen van de Karma Kagyu linie – voornamelijk in het Westen – beschikbaar te maken en te behouden. De 16e Karmapa, Rangjung Rigpe Dorje, vroeg Lama Ole en zijn vrouw Hannah om in zijn naam het boeddhisme beschikbaar te maken.
Als we kijken naar wat de Boeddha ongeveer 2500 jaar geleden kwam te weten over de geest, dan zien we dat hij ontdekte dat de geest als helder licht is. De geest is niet geboren en kan niet sterven. Ook al ontstaan lichamen, gedachten en gevoelens, die vervolgens veranderen en verdwijnen, de geest zelf is onveranderlijk en niet te beschadigen. Toen de Boeddha bevrijding bereikte, ondervond hij dus dat hij niet langer ergens het doelwit van was. Hij was niet langer het lichaam dat in moeilijkheden kon komen, noch de gedachten en gevoelens die veranderen en verdwijnen: hij was stralend bewustzijn. Deze toestand van bevrijding leidt tot verlichting: de ervaring dat er geen scheiding is tussen ruimte en energie op welke plaats of tijdstip dan ook, en dat alles bij elkaar gehouden wordt door liefde. Boeddha wist alles. Hij was zich bewust van dat wat de atomen doet samenkomen en vibreren, en dat waardoor alle dingen in de wereld gebeuren.
Er zijn twee soorten wijsheid. De eerste, de wereldlijke, heeft betrekking op alles dat zich in de geest afspeelt. De andere, de verlichtende wijsheid verwijst naar de geest zelf en zijn stralende gewaarzijn.
De wereldlijke wijsheid wordt onderwezen op scholen en universiteiten. Wereldlijke wijsheid beperkt zich tot het vergankelijke, en de voordelen ervan gaan met ons overlijden verloren. Zelfs gedurende het leven brengt kennis die we op het conceptuele wereldlijke niveau hebben opgedaan ons geen blijvend geluk.
De bevrijdende en verlichtende wijsheid van het kennen van de geest brengt blijvende betekenis en geluk. Alhoewel sinds beginloze tijd versluierd, kan het nooit verloren gaan. De essentie van de geest is ruimte: open, helder en grenzeloos. Omdat de geest niet geboren is, kan die ook niet dood gaan. De kwaliteiten zijn ongeconditioneerd en tijdloos. Van het ene leven of het volgende zal elk gedeelte van de spiegel van de geest dat al eerder helder is gemaakt eenvoudig wederom helder worden. Dus groeiend voorbij persoonlijke kwaliteiten en alles om zich heen inspirerend.
Als boeddhist leer je bewust om te gaan met oorzaak en gevolg. Dit betekent dat je altijd geheel verantwoordelijk bent voor je eigen acties. Tibetanen hebben drie manieren om volgens Boeddha’s leer te leven. Andere traditioneel boeddhistische culturen kennen er maar twee: de klasse van celibataire kloosterlingen, en die van de leken. In Tibet vond de echte transmissie plaats onder de verwerkelijkers. Door de eeuwen heen hielden zij Boeddha’s leer levend en zuiver, vooral de Diamantweg.
Monniken en nonnen leefden gescheiden en beschermd in kloosters, waar zij zich aan de strenge gedragsregels hielden. Als hulpmiddel om met name gehechtheid te vermijden, gaf Boeddha bij verschillende gelegenheden de zogenoemde uiterlijke geloften. Later werden die gebundeld: het zijn 350 geloften voor nonnen, 254 voor monniken en 37 voor novicen. Leken kunnen maximaal 8 geloften afleggen. Wie zich houdt aan de geloften die voor hem of haar zin hebben, is beschermd tegen veel zelf veroorzaakt leed. De algemene gedragsregels: niet bewust doden, stelen, jezelf domweg verdoven, anderen seksueel leed aandoen of nutteloos met hun gevoelens spelen, zijn voor iedereen goed. Ze herinneren de mens eraan zich minder door de voorwaardelijke wereld te laten vangen.
Met samsara wordt de kringloop van het bestaan bedoeld. Zodra innerlijke en uiterlijke hindernissen opduiken als gevolg van daden die zijn gebaseerd op storende gevoelens, denkt bijna iedereen dat anderen daarvoor verantwoordelijk zijn. We vergeten dat we zelf de oorzaken ervoor in werking hebben gezet en doen, zeggen of denken weer iets schadelijks wat weer tot nieuwe problemen leidt. Deze cirkel van verkeerd begrepen oorzaken en gevolgen, waarin alle wezens vastzitten die het tijdloze bewustzijn achter de gebeurtenissen niet kennen, heet in het Tibetaans ‘khorwa’ en in het Sanskriet ‘samsara’. Het betekent ‘wiel’ van het voorwaardelijke bestaan.
In sommige landen zijn er boeddhistische feestdagen. Binnen het Diamantweg Boeddhisme wordt er eigenlijk geen aandacht besteed aan deze feestdagen omdat ze meer cultuurgebonden zijn.
Er zijn vier basisgedachten die een belangrijke betekenis voor boeddhisten hebben.
De eerste basisgedachte is dat we de zeldzame en bijzondere kans waarderen die het ons mogelijk maakt om in contact te komen met onderricht dat naar verlichting leidt, en om ermee te werken en ervan te leren. Alle wezens willen geluk ervaren en leed vermijden. Zelfs een mier kruipt weg om te voorkomen dat hij wordt gedood en ook mensen doen er alles aan om zich goed te kunnen voelen. Het is dus belangrijk om in contact te komen met onderricht dat duurzaam geluk brengt.
De tweede basisgedachte is dat we deze kans niet altijd zullen hebben. Wat geboren is, zal ook sterven. Wat samengekomen is, zal ook uiteenvallen en wat ontstaan is, zal ook weer verdwijnen. Onze tijd is beperkt. Het is zeker dat ons leven zal eindigen, maar we weten niet wanneer. Ontdekken dat we deze kans hier en nu hebben en die willen benutten is daarom iets heel waardevols.
De derde basisgedachte is dat alles in de wereld functioneert op basis van oorzaak en gevolg, en dat onze huidige handelingen, woorden en gedachten onze toekomst zullen vormen. Of we het ons realiseren of niet, alles wat we doen, zeggen of denken laat indrukken achter, zowel in onszelf als in de wereld buiten ons. Deze zullen later naar ons terugkeren. Negatieve indrukken zullen zich in de toekomst manifesteren als leed of onplezierige situaties, tenzij we meditaties gebruiken die ze kunnen verwijderen.
De vierde basisgedachte is dat er geen ander alternatief is dan Boeddha’s lessen te gebruiken. Verlichting betekent hoogste vreugde. Er is niets meer vervullend en alomvattend dan deze toestand van eenheid met alle dingen, alle wezens, alle tijden, en alle richtingen. Bovendien, hoe kunnen we anderen helpen als we zelf verward of verstoord zijn?
Stilstaan bij de vier basisgedachten is de basis voor boeddhistische beoefening en meditatie. Houden we daarentegen vast aan onze gewoonten en tijdelijke waarden, dan is leed niet te vermijden. Als we blijven denken “ik ben mijn lichaam” en “dit is van mij”, dan zullen ouderdom, ziekte, dood en verlies zeer onaangenaam zijn. Niemand kan pijn vermijden door te zeggen: “Dat gedoe met verlichting is te moeilijk voor mij”. Er is geen groter doel in het leven dan waarden te vinden die leed en dood voorgoed overwinnen.
Boeddha geeft direct advies over hoe we over ons lichaam, onze spraak en onze geest kunnen denken. Hij legt uit dat het lichaam een belangrijk middel is om wezens te beschermen. Dit kan min of meer psychologisch worden geïnterpreteerd. Het lichaam is er om genereus te zijn en anderen te geven wat ze nodig hebben. Het is ook een middel om liefde te geven. Vergeleken met het christendom ziet het boeddhisme het lichaam totaal anders. Het is op geen enkele manier vies of zondig.
Hoe hoger de lessen, hoe zuiverder het lichaam wordt gezien. Op het niveau van de beoefening zien we het als vol energiekanalen en totaal puur, als altijd fris en nieuw, als opwindend en zinvol. We zien al het vrouwelijke als de uitdrukking van vijf wijsheden en alles wat mannelijk is als de uitdrukking van vier soorten verlichte activiteit. Door deze visie vast te houden en anderen nooit als saai of onaantrekkelijk te zien, maken we een enorme hoeveelheid creativiteit, liefde, vreugde en kracht in ons vrij, wat vervolgens voor het beste van alle wezens werkt. Om anderen te beschermen, materiële dingen en liefde te geven – dat zou echt een goed boeddhistisch begrip van het lichaam zijn.
Boeddha werd ongeveer 2500 jaar geleden geboren in Lumbini (in het huidige Nepal) als de prins Siddhartha Gautama. Door meditatie bereikte hij op de leeftijd van 35 jaar de staat van verlichting en onderwees vervolgens 45 jaar in een voormalige hoge beschaving in het noorden van India.
Zijn leer is tot op vandaag ononderbroken doorgegeven en in de afgelopen eeuwen zijn er vele boeddhistische tradities ontstaan die allemaal hun oorsprong vinden in de leer van de Boeddha.
Op basis van zijn eigen ervaring onderwees de Boeddha effectieve manieren die leiden naar verlichting. Hij heeft zijn studenten altijd aangemoedigd de leer kritisch te beoordelen vóór deze toe te passen in hun eigen leven. Dankzij deze houding staat het boeddhisme open voor nieuwe wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen.
Het is vooral een kwestie van motivatie. Je kunt niet een fysiek lichaam hebben zonder anderen leed toe te brengen. Zelfs voor het maken van een kopje thee moet eerst de aarde worden omgeploegd, waarbij vele kleine dieren zijn gedood. Als je echt denkt dat er minder wezens gedood zullen worden als je stopt met vlees eten, dan is dat fantastisch.
Wat Boeddha over het eten van vlees zei, is erg interessant. Hij zei dat je kunt eten wat je je kunt veroorloven zonder er een probleem van te maken. Maar je mag niet toestaan dat dieren voor jou worden gedood. Vanuit de boeddhistische visie vindt doden plaats doordat er een slechte karmische connectie is tussen het dier en de slachter. Dit karma zou vroeg of laat hoe dan ook tot rijping gekomen zijn, ook als jij er niet was. Het karma speelt zich af tussen de slachter en het dier. Het punt is dat je daar niet in betrokken moet raken.
Lama Ole Nydahl zegt dat er onder zijn studenten evenveel vrouwen als mannen zijn die lesgeven. In principe is er geen verschil op de Diamantweg. Vrouwen hebben exact dezelfde mogelijkheden voor een goede ontwikkeling. De reden dat mannen in sommige westerse boeddhistische instituten nog steeds dominant zijn, ligt deels in de ouderwetse kloostercultuur van Tibet, die niets te maken heeft met Diamantweg Boeddhisme. Een andere reden is gelegen in de hiërarchische structuren. In het Tibetaans boeddhisme is het goed de nieuwe school (Gelug) te onderscheiden van de drie oude scholen (Kagyu, Nyingma, Sakya) die minder hiërarchisch zijn en waar vrouwen belangrijk zijn. De Gelug linie van de ‘deugdzamen’, die ook de regering leidt, is zeer hiërarchisch georganiseerd en bestaat bijna alleen uit mannen.
Boeddha gaf instructies aan drie type mensen. Degenen die leed wilden vermijden kregen onderricht over oorzaak en gevolg, dit wordt ‘Kleine Weg’ of ‘Hinayana’ genoemd. Degenen die meer voor anderen wilden betekenen, kregen instructies over medegevoel en wijsheid, dit wordt ‘Grote Weg’ of ‘Mahayana’ genoemd. Degenen die een sterk vertrouwen hadden in hun eigen verlichte natuur (boeddhanatuur) en die van anderen gaf hij de transmissie van het ‘Grote Zegel’ (Tib.: Chagchen / Skt.: Mahamudra); dit wordt ‘Diamantweg’ of ‘Vajrayana’ genoemd.