Als boeddhist leer je bewust om te gaan met oorzaak en gevolg. Dit betekent dat je altijd geheel verantwoordelijk bent voor je eigen acties. Tibetanen hebben drie manieren om volgens Boeddha’s leer te leven. Andere traditioneel boeddhistische culturen kennen er maar twee: de klasse van celibataire kloosterlingen, en die van de leken. In Tibet vond de echte transmissie plaats onder de verwerkelijkers. Door de eeuwen heen hielden zij Boeddha’s leer levend en zuiver, vooral de Diamantweg.
Monniken en nonnen leefden gescheiden en beschermd in kloosters, waar zij zich aan de strenge gedragsregels hielden. Als hulpmiddel om met name gehechtheid te vermijden, gaf Boeddha bij verschillende gelegenheden de zogenoemde uiterlijke geloften. Later werden die gebundeld: het zijn 350 geloften voor nonnen, 254 voor monniken en 37 voor novicen. Leken kunnen maximaal 8 geloften afleggen. Wie zich houdt aan de geloften die voor hem of haar zin hebben, is beschermd tegen veel zelf veroorzaakt leed. De algemene gedragsregels: niet bewust doden, stelen, jezelf domweg verdoven, anderen seksueel leed aandoen of nutteloos met hun gevoelens spelen, zijn voor iedereen goed. Ze herinneren de mens eraan zich minder door de voorwaardelijke wereld te laten vangen.