Als we kijken naar wat de Boeddha ongeveer 2500 jaar geleden kwam te weten over de geest, dan zien we dat hij ontdekte dat de geest als helder licht is. De geest is niet geboren en kan niet sterven. Ook al ontstaan lichamen, gedachten en gevoelens, die vervolgens veranderen en verdwijnen, de geest zelf is onveranderlijk en niet te beschadigen. Toen de Boeddha bevrijding bereikte, ondervond hij dus dat hij niet langer ergens het doelwit van was. Hij was niet langer het lichaam dat in moeilijkheden kon komen, noch de gedachten en gevoelens die veranderen en verdwijnen: hij was stralend bewustzijn. Deze toestand van bevrijding leidt tot verlichting: de ervaring dat er geen scheiding is tussen ruimte en energie op welke plaats of tijdstip dan ook, en dat alles bij elkaar gehouden wordt door liefde. Boeddha wist alles. Hij was zich bewust van dat wat de atomen doet samenkomen en vibreren, en dat waardoor alle dingen in de wereld gebeuren.